Discussiestuk voor de standpunten van de Nederlandse delegatie op de coördinatievergadering van de Euromarsen

Inkomen

De Euromarsen streven naar een gegarandeerd sociaal minimum in alle landen van Europa voor alle inwoners, niemand uitgezonderd. Daartoe is een uitgangspunt geformuleerd in relatie tot de maatschappelijke productie van elk land; het bruto nationaal product (BNP). De Euromarsen leggen het sociaal minimum op 50% van het BNP per hoofd van de bevolking. In Nederland zou het sociaal minimum daarmee met ongeveer 15% worden verhoogd. De realisering van dit perspectief zal in elk land vragen om eigen strijdvormen. Door de gezamenlijke inzet willen de Euromarsen een halt roepen aan de internationale beleidsconcurrentie tussen landen om investeerders van op de export gerichte industrieën aan te trekken door verlaging van het sociale minimum en afschaffing van het minimum loon. Daarom ook pleiten de Euromarsen dat in de discussie over de totstandkoming van een Europese grondwet en in het Sociaal Charter van de EU een sociaal minimum en het minimum loon worden opgenomen.

Homepage

Euromarsen

Discussie met andere stromingen

Andere netwerken en organisaties die pleiten voor een sociaal minimum, hanteren een ander uitgangspunt en een andere grondslag om dat minimum te bepalen. De EAPN (European Anti Poverty Network) hanteert 60% van het mediaaninkomen, de FNV een ander percentage en de FAIRPA (samenwerkingsverband van ouderen in Europa waar de FNV ook deel van uitmaakt) hanteert verschillende percentages voor landen in Zuid en Noord-Europa. Het mediaaninkomen is het inkomen in een land het meeste voorkomt; Jan Modaal.
De overweging van de Euromarsen om niet dit mediaaninkomen maar het BNP als grondslag voor het sociaal minimum te kiezen is erin gelegen dat in het mediaaninkomen niet alle welvaart die in een land wordt geproduceerd in aanmerking wordt genomen; de winsten van bedrijven blijven buiten beschouwing. In arme gebieden waar de lonen zeer laag liggen zouden de mensen op een zeer laag sociaal minimum uitkomen, terwijl de ondernemingen die in dat gebied gevestigd zijn wel profiteren van die zeer lage lonen om veel winst te maken.
Het argument dat vooral door tegenstanders van het sociaal minimum wordt ingebracht, dat door een verhoging van het sociale minimum de bedrijven zullen verkassen, speelt in de praktijk nauwelijks een rol. Immers slechts een klein deel van de productie in Europa maakt deel uit van de wereldhandel.
Met de toenemende economisch globalisering zal de discussie over de vrijhandel en de afbraak van de tolmuren rond Europa gevoerd moeten gaan worden. Linksom of rechtsom is een discussie over welk economisch stelsel we willen onvermijdelijk, maar daarover zijn tot nu toe in de Euromarsen afzonderlijk geen uitgebreide discussies gevoerd. Wellicht dat dit vraagstuk in Florence aan de orde gesteld kan worden.

Gedwongen tewerkstelling

De Euromarsen zijn tegen een systeem van arbeidsbemiddeling en workfare, waarbij baanlozen worden gedwongen betaalde baantjes tegen slechte arbeidsvoorwaarden en omstandigheden te accepteren. Wij zijn tegen dwang, veelal via dreiging van uitsluiting van het sociaal minimum, en disciplineringmaatregelen, die slechts tot doel hebben de armen te beheersen en hen te dwingen te concurreren om de slecht betaalde flexibele baantjes met degenen die wel betaald werk hebben - om zo die betaalde arbeid nog goedkoper te maken. In alle Europese landen worden dergelijke systemen van workfare ontwikkeld en sinds de werkgelegenheidstop in Luxemburg is de beleidsvrijheid voor een andere aanpak ingeperkt.

In de bewegingen van mensen met een minimuminkomen van de Euromarsen bestaan nog verschillende opvattingen over de uitwerking van het sociaal minimum; over de verhouding tussen arbeid en inkomen en over de eisen die je moet stellen. Er bestaan nog verschillen van arbeidsethos en het functioneren van het kapitalisme wordt verschillend beoordeeld. Sommigen maken zich sterk voor een basisinkomen, waar andere alleen afschaffing van de sollicitatieplicht in de Bijstand en WW bepleiten; weer anderen richten zich op de hervorming en democratisering van de bestaande betaalde arbeid en verbetering van arbeidsvoorwaarden die mensen ontplooiingsmogelijkheden geven. De Euromarsen in Nederland zien weinig in één Europese strategie en tactiek. Ondanks de verschillende accenten en een verschillend idioom zien we een praktijk die tot hetzelfde voert; die van een gegarandeerd sociaal minimum en terugdringen van precaire arbeid.

Precaire arbeid

Die strijd voor bestaanszekerheid zal mèt de laagstbetaalden gevoerd moeten worden. Dus mèt al die mensen die nu gedwongen via marginaal betaalde baantjes en zwart werk moeten zien rond te komen. Met hen dus ook, die met een te lage uitkering of die - in verband met het ontbreken van een verblijfsvergunning of hun opstelling in de arbeidsbemiddeling - van de sociale zekerheid worden buitengesloten, die voor hun overleven op de informele arbeidsmarkt zijn aangewezen.
Naast de strijd voor het gegarandeerd sociaal minimum zal op en rond werkplaatsen, grenzen gesteld moeten worden aan de verdere precarisering en van betaalde arbeid en uitbuiting. Die strijd zal zich daarbij tevens moeten richten op die instellingen die van de goedkope diensten gebruik maken.
Die precarisering van arbeid is het resultaat van deregulering en flexibilisering - geheel en al naar de willekeur van de ondernemers - en speelt vooral daar waar werkers niet bij machte zijn bescherming te ontlenen aan bepalingen van overheidswege of aan collectieve actie die het resultaat is van organisatie in erkende vakbonden.
Deregulering en flexibilisering zijn kernpunten van het neoliberale overheidsbeleid. De globale ongelijke economische ontwikkeling en concurrentieverhoudingen verscherpen de inkomensongelijkheid; een tweedeling onder loonafhankelijken met hogere en lagere inkomensgroepen. Die tweedeling voert tot sociale segmentatie van woonwijken en een dienstensector die op beide segmenten is toegesneden. Onder meer via mechanismen van uitbesteding worden tal van economische activiteiten uit de formele sector gedrukt; informeel gemaakt waar (kleine) ondernemers, die concurrentie op reguliere wijze niet aan kunnen, aansluiting vinden bij informele overlevingsstrategieën van mensen. In dat proces werkt de rigide immigratiepolitiek als katalysator. De negatieve risico's van het bestel vallen nu eenzijdig toe aan migranten, vrouwen en jongeren. Steeds meer ontberen zij bestaanszekerheid; collectieve voorzieningen worden voor hen onbereikbaar en sluiten niet meer bij hun behoeften aan; steeds meer mensen raken aangewezen op de informele economie en daarin overgeleverd aan de willekeur van werkgevers. Zij verliezen gaandeweg elke greep op hun tijd.

Daarom maken wij ons sterk voor:

  • afschaffing van het minimum jeugdloon
  • gelijk loon voor gelijk werk
  • sterkste schouders de zwaarste lasten
  • helder en gewaardeerd onderscheid tussen werktijd en vrije tijd
  • open grenzen

Strijdvormen

We hebben verschillende keren als Nederlandse Euromarsen gediscussieerd over hoe we de verdediging van de rechten van mensen die precaire arbeid verrichten vorm moeten geven. Daarbij kwamen de volgende punten naar voren:

  1. Mensen die precaire arbeid verrichten zijn doorgaans niet georganiseerd in de traditionele vakbonden. Voor zover zij al collectief in actie komen, opereren zulke groepen geïsoleerd van hun omgeving. Belangenorganisaties worden pas benaderd als het conflict al is geëscaleerd, wanneer ze al in staking zijn gegaan of andere acties gevoerd hebben. Als de »buitenwereld« er al iets van merkt, dan komt de informatie verspreid terecht bij individuen, advocaten, vakbondskaderleden en kleine belangenorganisaties of migrantengroepen. De vakbonden zijn vrij ontoegankelijk. Toch worden de vakbonden regelmatig geconfronteerd met illegalen in bedrijven en proberen zij daar sinds kort in Nederland een positief beleid op te ontwikkelen. Het is van belang om te proberen in deze discussie te interveniëren.
  2. Mensen die precaire arbeid verrichten verkeren in een dwangpositie. Bij ontslag kunnen zij niet of slechts beperkt terugvallen op het sociale zekerheidsstelsel. Overleg met malafide werkgevers is vaak onmogelijk. In die situaties zal meer van buitenaf actie gevoerd moeten worden, b.v. door »zaakwaarnemers« die de uitbuitingspraktijken van werkgevers op verschillende manieren aan de kaak stellen. Dit kan ook, zoals in de jaren zeventig, in de vorm van solidariteitscomités waarvan zowel »zaakwaarnemers« als mensen die precaire arbeid verrichten deel van uitmaken. Deze comités kunnen maatschappelijke steun verwerven, zoals dat ook met succes in Frankrijk is gebeurt bij de acties van personeel van Mc Donalds, die de ontslagen moest terugdraaien, of die van McLibel tegen McDonalds in Engeland. Mc Donalds is een multinational, die belang heeft bij en kwetsbaar is op haar goede naam. Tegenover kleinere bedrijven zullen andere actievormen ontwikkeld moeten worden.
  3. In het bijzonder gericht op de situatie van geilligaliseerden zal een nauwkeurige inventarisatie moeten komen van de rechten (waaronder ook oprotpremies) en juridische procedures die nog voor hen open staan, alsmede van particulier georganiseerde voorzieningen van kerken en andere instellingen. Groepen aangesloten bij de Euromarsen kunnen een bijdrage leveren om deze informatie beter onder de doelgroep te verspreiden.
  4. Actie tegen de opsporing en uitsluiting van illegalen heeft potentiële mogelijkheden voor steun vanuit de bevolking in de buurten. In Amsterdam is bijvoorbeeld de operatie Zoeklicht - het uit hun huizen jagen van illegalen - omstreden. Anderzijds kunnen coalities gezocht worden met (gemeentelijke) instellingen, de arbeidsinspectie en de keuringsdienst van waren, zeker waar zij niet langer uitsluitend op het belang van werkgevers (kunnen) worden aangestuurd.
  5. Met de vluchtige relaties en weinig stabiele (arbeid) verbanden in het precaire bereik zal de moderne elektronica wellicht een handzame rol kunnen vervullen bij het onderling contact en de samenhang van (kleinere) netwerken. De voortdurend door Europa reizende horecajobbers hebben een e-mail adres als meest vaste punt in hun bestaan. Via dat medium zijn zij op ieder moment overal bereikbaar voor arbeidsmarktinformatie, maar ook voor mobilisatie om misdragingen van bedrijven van »buitenaf« (zie 2) af te straffen.
  6. De ontwikkeling van eigen systemen om de dwangpositie van mensen die precaire arbeid verrichten te verlichten, van bemiddeling naar informeel klussencircuit en publicitaire actie om de uitsluiting van zowel legaal ingezetenen als geillegaliseerden aan de kaak te stellen. Deze positie wordt in Nederland door Bureau Zwart?Werk ontwikkeld.
voet

 

 

Begin

Homepage

Euromarsen

E-Mail Webmaster